- Home
- >
- Blogberichten
- >
- De BVBA zonder kapitaal en meer vrijheid: een verplichte stap vanaf 2020
De BVBA zonder kapitaal en meer vrijheid: een verplichte stap vanaf 2020
Het recht is in een stroomversnelling met vele nieuwe wetten, waaronder ook nieuwe vennootschapswet. Deze wet is heden nog in volle ontwikkeling en zal in principe vanaf 1/01/2019 van kracht zijn.
De wet zal, onder alle voorbehoud van nog latere wijzigingen, de verplichting opleggen om oude vennootschapsvormen om te vormen tegen januari 2020. Mits het nemen van bepaalde stappen voor 2020 is het mogelijk de omzetting uit te stellen naar 2024.
Vele artikels in de vennootschapswet zijn niet meer dan een herschrijving van oude wetten én rechtspraak in één overzichtelijke wet. Voor de oude BVBA staat er echter een ware omwenteling klaar, zijnde een vennootschap zonder kapitaalsbegrip met een enorme vrijheid om de statuten op te stellen.
Met deze verandering wenst de wetgever de BV (de nieuwe naam voor de BVBA) aantrekkelijker te maken voor investeringen en buitenlandse ondernemingen.
GEEN KAPITAAL
Het wegvallen van de kapitaalvereiste voor de BV houdt niet in dat er een kapitaalvereiste is van 0,00 EUR. Het hele begrip van kapitaal valt weg voor de BV in de vennootschapswetgeving. Paradoxaal bestaat het begrip kapitaal wel nog in de boekhoudwetgeving en fiscale wetten.
Kapitaal in de vennootschapswetgeving heeft impact op de verhouding tussen aandeelhouders naargelang hun aandeel in het kapitaal én op indicaties voor een vennootschap in moeilijkheden.
Door het wegvallen van het begrip kapitaal is een BV veel vrijer bij de uitgifte van aandelen dan bij de oude BVBA. Aandelen zijn niet langer een representatie van een inbreng in kapitaal, waardoor men verschillende soorten aandelen kan uitgegeven.
Men kan bijvoorbeeld aandelen uitgeven met een disproportioneel stemrecht.
Ook kan men een creatieve regeling voorzien in de statuten waarbij een aandeelhouder uit de vennootschap kan stappen door zijn aandelen aan de vennootschap te verkopen. De aandelen zijn immers geen vertegenwoordiging meer van kapitaal. Hierdoor zijn er minder reserveringen op de inkoop door een vennootschap van haar eigen aandelen.
Een nieuwigheid in de wet , waarop ik tevens wens te wijzen, is de versoepeling van het verbod op het leeuwenbeding.
Onder de huidige wet mocht men niet aan één aandeelhouder (of groep) bijna alle winst toekennen of hem sparen van het verlies (zijnde het leeuwenbeding). Onder de nieuwe wet zullen de aandeelhouders mogen bedingen dat bepaalde aandeelhouders niet delen in het verlies. Het verbod op toekenning van het leeuwendeel van de winst blijft gelden. Maar onder kapitaalsbegrip is het heden nog onduidelijk wat men als referentie dient te gebruiken.
De wetswijzigingen kunnen er voor zorgen dat in de toekomst er superaandeelhouders ontstaan met beslissingsbevoegdheid en mogelijkheid om op kosten van de vennootschap uit te stappen. Dit alles zonder te moeten delen in het verlies van de vennootschap (eventueel ten kosten van de andere aandeelhouders). Voorzichtigheid is geboden wanneer men met een economisch sterkere speler een vennootschap opricht.
Het wegvallen van het begrip van kapitaal opent de deur naar een op maat gemaakte aandeelhouderschap die onmogelijk was onder het oude systeem.
Uiteraard dient er wel een vervanging gezocht te worden voor het begrip kapitaal en haar doel ter bescherming van derden.
WEL LIQUIDITEIT
Het kapitaal van een vennootschap en haar verhouding met het vreemd vermogen in deze vennootschap gebruikt men heden om aan schuldeisers en derde investeerders een idee te geven over de kredietwaardigheid én algemene gezondheid van de onderneming. Zo is er voor de BVBA de alarmbelprocedure wanneer het kapitaal onder bepaalde grenzen komt.
Voor de BV (en ook de andere vennootschapsvormen) wordt in de nieuwe wet echter gekeken naar de liquiditeit van de vennootschap. De vennootschap moet over voldoende middelen beschikken om haar schulden voor de volgende 12 maanden te kunnen voldoen. Deze liquiditeitstest zal dienen uitgevoerd te worden bij verschillende handelingen van de vennootschap zoals:
- Bij de uitkering van dividenden
- Bij de uitredingsvergoeding betaald door de vennootschap aan een oud aandeelhouder
- Bij het opstellen van de jaarrekening
- Nagaan aansprakelijkheid bestuurder
- …
Opvallend is dat onder het nieuwe systeem een externe boekhouder de bestuurder van de BV officieel dienen te verwittigen. Dit wanneer zij vaststellen dat de liquiditeitstest zou falen.
Het lijkt alsof de boekhouder dit op eigen initiatief dient te doen.
Wanneer de bestuurder van de vennootschap faalt ernstig te reageren op de verwittiging van de boekhouder, dan dient de boekhouder contact op te nemen met Kamer van Handelsonderzoeken van de rechtbank van koophandel. Het beroepsgeheim van de boekhouder wordt voor de inlichting opgeschort. De boekhouder van de BV wordt dus bij wet verplicht een knipperlicht te zijn.
De eigenlijke inhoud van de liquiditeitstest is heden echter nog onduidelijk. Hoe recent dienen de cijfers te zijn? In welke maten tellen handelsvorderingen mee inbaar op minder dan een jaar mee? Hoelang mag een liquiditeitstest uitgesteld worden tot verwachte inkomsten binnenkomen? Bijvoorbeeld een strandbar die al zijn inkomsten op slechts drie maanden binnenkrijgt?
Een liquiditeitstest is in essentie een momentopname. Gezien de verplichting van de boekhouder om de vinger op de pols te houden, lijkt het een continue verplichting van een vennootschap om liquide te zijn. Of minstens een ernstig antwoord te hebben om het schip te kunnen keren. Een vennootschap dient dus eigenlijk een continu een financieel plan te hebben om de volgende 12 maanden te kunnen overbruggen.
De rigide test van het minimumkapitaal en de absolute grens van een negatief kapitaal vervangt men dus door een meer vloeibare test van de liquiditeit.
Bij kapitaal kwam men soms tot vreemde situaties van geforceerde kapitaalsverhogingen van anders kredietwaardige én liquide ondernemingen. De liquiditeitstest kijkt naar de mogelijkheden van de concrete vennootschap om haar verplichtingen te kunnen voldoen.
EN SOLVABILITEIT ?
De nieuwe vennootschapswet verhoogt het belang van het financieel plan van de vennootschap. Een financieel plan dat enkel kijkt naar de korte termijn liquiditeit van de vennootschap is gebrekkig. Een vennootschap dient ook haar solvabiliteit in het oog te houden. Zeker bij de oprichting dient men rekening te houden met solvabiliteit. Bij gebreke hieraan dient men oprichtersaansprakelijkheid te vrezen.
Een gebruikelijke meetstaaf voor de solvabiliteit van een vennootschap is de verhouding van eigen vermogen én vreemd vermogen. Gezien bij oprichting het eigen vermogen in principe geheel bestaat uit de inbreng van de oprichters in de vennootschap, komt het eigen vermogen bij oprichting overeen met het kapitaal.
Wij zijn dus doorheen de jaren gegroeid van een forfaitair minimumbedrag van inbreng naar een door de oprichters beargumenteerd minimum eigen vermogen.
Het kapitaal is voor de BV dus verdwenen als een vaste abstracte maatstaf die zekerheid geeft voor aansprakelijkheid van bestuurders/oprichters. In de plaats komt het lossere begrip van liquiditeit dat verplicht wordt getest en financiële plannen over liquiditeit en solvabiliteit. Deze concrete beoordeling van een vennootschap geeft meer informatie voor derden én meer vrijheid aan aandeelhouders en bestuurders om een structuur op te bouwen los van het formele kapitaalsbegrip.
Als oprichter of als bestuurder dient men wel voorzichtig om te springen met deze nieuwe vrijheid. Gezien ze komt met een verhoogde aansprakelijkheid om zelf de liquiditeit én solvabiliteit van een vennootschap aan te tonen.
Heeft u een vraag over dit onderwerp of bent u bent benieuwd wat wij voor u kunnen betekenen? Neem dan gerust contact op.